Kerst 1978: een ongelukkige ponyrit als inleiding op monumentale winter
Reinout van den BornDe winter van 1978/1979 stond nog in de coulissen te wachten, maar mijn persoonlijke drama begon al vroeg. Op een frisse middag rond 28 december 1978 reed ik samen met anderen op pony’s van Nieuw-Milligen naar Garderen voor rijlessen. Een route door het Veluwse buitengebied, waar de wereld zich wijds en stil uitstrekte. Maar ergens, zomaar uit het niets, sloeg mijn pony op hol. Het steigerde, gooide me eraf en stoof ervandoor.
De weerverteller is deze week op wintersport. Daarom publiceren we twee series over twee van de bijzonderste winters van de vorige eeuw: de winters van 1979 en 1963. Dit is deel 1 van de serie over de winter van 1979.
Het vallen zelf viel mee; de zachte, zanderige grond van de Veluwe brak mijn val. Maar ik wilde het dier niet kwijt en greep instinctief de teugels. Dat bleek een verkeerde keuze. Ik werd meegesleurd, en het duurde niet lang voordat een vliegende hoef mijn schedel vol raakte. Een korte flits en toen... alles zwart.
Groggy en achtergelaten
Toen ik weer bijkwam, lag ik in het zand. Mijn hoofd bonkte, ik voelde me beroerd. Mijn pony was inmiddels gevangen door de anderen, en in de buurt belandden we bij een huis om mijn vader te bellen. Ik wilde alleen maar liggen, mijn lichaam eiste rust. Maar in plaats van warmte en hulp wachtte me een koude ontvangst. De moeder des huizes zag een modderig jongetje in haar keuken staan en besloot dat ik beter buiten kon blijven.
En daar stond ik dan, trillend en duizelig. De deur viel in het slot, de kou drong door mijn jas heen. Mijn benen begaven het en ik liet me zakken op de natte grond. Het voelde troosteloos en eenzaam. Gelukkig arriveerde mijn vader snel. Hij laadde de pony in de veekar en mij op de achterbank van de auto.
Het ziekenhuis en het begin van de winter
Thuis werd al snel duidelijk dat er meer aan de hand was. Mijn hoofd bonkte, misselijkheid overmande me, en de dokter stuurde ons direct door naar het ziekenhuis in Harderwijk. Een schedelbasisfractuur en een hersenschudding, luidde de diagnose. Het werden nachten vol hoofdpijn en korte slaapjes, want elke dertig minuten kwam een verpleegster met een lampje in mijn ogen schijnen.
Buiten hoorde ik de regen tegen de ramen slaan, terwijl de wind om het gebouw gierde. De eerste tekenen van de naderende winter lieten zich voelen. Mijn ouders vertelden dat het in het noorden al sneeuwde, maar voor mij bleef het bij luisteren naar de regendruppels.
IJzel en een warm plekje bij het raam
Na een paar dagen mocht ik naar huis, al wachtte me daar twee weken bedrust. Buiten was het landschap wit en verstild. Mijn vader wees op een auto die op zijn kop in de berm lag: de eerste ijzel van de winter. Het woord alleen al klonk magisch, al maakte het vooruitzicht van weken in bed dat gevoel meteen weer somber.
Gelukkig hadden mijn ouders een plan. Voor het grote raam in de woonkamer, met uitzicht op de tuin, werd een bed neergezet. Daar lag ik dan, omringd door kussens, terwijl buiten een sneeuwstorm woedde. Stuifsneeuw en sneeuwduinen vormden een winterspektakel dat ik nog nooit eerder had gezien. Mijn vader hing een thermometer voor het raam en we zagen de temperatuur zakken tot diep onder nul.
De mooiste winter ooit
Toen de sneeuwstorm plaatsmaakte voor heldere luchten en strenge vorst, leefde ik op. Binnenkort mocht ik naar buiten, en tegen die tijd kon ik alweer door het huis lopen. Toen het eindelijk zover was, duurde het niet lang voordat ik weer op een slee zat. De sneeuw bleef liggen tot ver in maart, en ik genoot van iedere dag.
Toch was ik voorzichtiger geworden. Elke boom langs het sleeparcours voelde als een potentiële bedreiging, herinnerend aan die ene hoef op mijn hoofd. Maar het kwam allemaal goed. De winter van 1979 werd de mooiste die ik ooit heb meegemaakt. Het spectaculaire weer en de magie van sneeuw hebben de eenzaamheid van eerder helemaal weggevaagd.
Een blijvende herinnering
De deuk in mijn schedel is er nog, als een souvenir van die tijd, maar het is niets om je zorgen over te maken. Wat me meer bijbleef, was het moment dat ik buiten werd gelaten. Jaren later sprak ik die moeder nog eens. Ze herinnerde zich niets van haar keuze die dag. En dat is prima. Iedereen gooit weleens een deur dicht, niet wetend wat er aan de andere kant speelt.