De teloorgang van de Nederlandse winter verder onderbouwd

Foto boven: Winter - Cynthia van Leusden

De winter lijkt het eerste grote slachtoffer van klimaatverandering in Nederland te zijn geworden. Ook nu zien we weer hoe koude lucht in de eerste wintermaand zo ver bij Nederland vandaan ligt, dat uitbraken ervan geen kans maken.

Advertentie

In een verhaal dat we op 24 oktober op deze site publiceerden, lieten we al zien hoe het kleiner worden van de koudepoel rond de noordpool er in de winter toe leidt dat ‘koude’ luchtdrukpatronen minder vaak voorkomen dan vroeger. In dit verhaal zullen we laten zien dat die winterse drukverdelingen door de tijd heen ook echt drastisch zijn veranderd.

Winter - Cynthia van Leusden
Winter - Cynthia van Leusden

Bergen en dalen

Om het weer te begrijpen, kijken meteorologen niet alleen naar luchtdrukkaarten, maar ook naar kaarten met hoogte- en diktewaarden. Doordat warme lucht meer uitzet dan koude lucht, kun je van de atmosfeer een landschap met bergen en dalen maken, door de hoogte te bepalen waarop de drukvlakken zich bevinden. Drukvlakken die veel gebruikt worden zijn die van 1000 hPa, 900 hPa, 700 hPa, 500 hPa, 300 hPa, 100 hPa, 50 hPa en 10 hPa.

Zoek je de hoogte van het 500 hPa vlak, dan ga je in de atmosfeer omhoog naar de plek waar een virtuele barometer een luchtdruk van 500 hPa zou aanwijzen. De hoogte die je bereikt, hangt af van de luchtdruk waarmee je aan het aardoppervlak begint, maar ook van de temperatuur van de luchtlaag erboven. Voor andere drukvlakken kun je hetzelfde doen.

Weermodellen maken de hoogtekaarten

Weermodellen berekenen de hoogte van zo’n drukvlak voor heel de wereld. Je krijgt zo een kaart met daarop een landschap met bergen en dalen. De laagste stukken bevinden zich daar waar de luchtdruk aan de grond laag is en de lucht erboven koud. de hoogste gebieden op de plekken waar de luchtdruk aan de grond hoog is en de lucht erboven warm.

Hoogtekaarten zijn voor meteorologen bijzonder interessant omdat ze laten zien hoe de lucht in de hogere delen van de atmosfeer over de aarde beweegt. Bergen werken daarbij als een sta-in-de-weg, terwijl de lucht vooral beweegt langs de steilste hellingen, in het grensgebied dus van de bergen en de dalen in het landschap. Op die manier zijn ook gemakkelijk de banen terug te vinden waar de straalstroom zich bevindt. En weten we waar de aangevoerde lucht vandaan komt en – nog veel belangrijker – waar die lucht naartoe gaat.

Het landschap verandert steeds

Net als in een gewoon landschap, is ook het landschap van de gemiddelde drukverdeling voortdurend aan (meestal langzame) wijzigingen onderhevig. En zoals de loop van de rivieren in een gewoon landschap af en toe wijzigt, kan dat ook in het landschap van de luchtdruk gebeuren. Het is daarom interessant om te bekijken hoe het ‘winterlandschap van de luchtdruk’ zich, in de periode waarin we er gegevens van hebben, heeft gedragen.

Een lid van het Engelse Netweather weerforum heeft dit gedaan en de uitkomsten zijn erg interessant. Hij nam de hoogtekaarten van (dus het ‘berglandschap’ horend bij) het 500 hPa vlak als uitgangspunt. Op basis van de ‘normaal’ van de periode tussen 1991 en 2020 maakte hij steeds vergelijkingen voor 10-jaarsperioden, beginnend in 1949.

De periode van 1949 tot en met 1954. Lagere hoogtewaarden voor het 500 hPa vlak ten zuiden van Nederland, hoger ten noorden en noordoosten van ons land - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De periode van 1949 tot en met 1954. Lagere hoogtewaarden voor het 500 hPa vlak ten zuiden van Nederland, hoger ten noorden en noordoosten van ons land - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De periode van 1955 tot en met 1964. Er verandert niet heel veel. De hogere hoogtewaarden komen wel wat meer in de buurt van IJsland te liggen. De zeer koude winters van 1956 en 1963 zitten erin - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De periode van 1955 tot en met 1964. Er verandert niet heel veel. De hogere hoogtewaarden komen wel wat meer in de buurt van IJsland te liggen. De zeer koude winters van 1956 en 1963 zitten erin - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De perioden van 1965 tot en met 1974. Een herstel van het beeld uit de beginperiode tussen 1949 en 1954. De winters van 1966 en 1970 zijn de koudste in deze periode - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De perioden van 1965 tot en met 1974. Een herstel van het beeld uit de beginperiode tussen 1949 en 1954. De winters van 1966 en 1970 zijn de koudste in deze periode - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De periode van 1975 tot en met 1984. Nog steeds is het patroon in grote lijnen hetzelfde, al vlakken de hoogtewaarden in het noorden wel wat af. De koude winters zijn die van 1979 en 1982 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De periode van 1975 tot en met 1984. Nog steeds is het patroon in grote lijnen hetzelfde, al vlakken de hoogtewaarden in het noorden wel wat af. De koude winters zijn die van 1979 en 1982 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.

Meerdere perioden

Bij het terugkijken valt op dat je de geschiedenis tot nu in meerdere perioden kunt opdelen. Van 1949 tot het midden van de jaren ’80 was het profiel stabiel, maar wel duidelijk anders dan nu. Lag het 500 hPa vlak in de gebieden ten zuiden van Nederland toen lager dan tegenwoordig, in een strook van de Oceaan via Schotland naar het noordwesten van Rusland lag het juist wat hoger. Dit bleef met kleine fluctuaties zo tot in het midden van jaren ’80.

In de periode van 1985 tot en met 1994 deed zich een verandering voor. Boven Europa kwam het 500 hPa valk ineens een stuk omhoog, ook duidelijk boven de normaal van nu. Er omheen, in de vorm van een soort omega, ging de hoogte van 500 hPa vlak flink omlaag. In de 10 jaar daarna, de periode van 1995 tot en met 2004 vlakte dit patroon weer af.

In de periode van 1985 tot en met 1994 zien we de eerste grote verandering. De hoogtewaarden veranderen in de vorm van een soort omegablokkade. Boven Europa komen ze omhoog, in de gebieden er omheen dalen ze. De koude winters zijn die van 1985 tot en met 1987 en in mindere mate 1991 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
In de periode van 1985 tot en met 1994 zien we de eerste grote verandering. De hoogtewaarden veranderen in de vorm van een soort omegablokkade. Boven Europa komen ze omhoog, in de gebieden er omheen dalen ze. De koude winters zijn die van 1985 tot en met 1987 en in mindere mate 1991 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De 10 jaar eerder ingezette verandering vlakt in de periode van 1995 tot en met 2004 weer af. De koude winters zijn die van 1996, 1997 en 2003 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
De 10 jaar eerder ingezette verandering vlakt in de periode van 1995 tot en met 2004 weer af. De koude winters zijn die van 1996, 1997 en 2003 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.

Erg interessant

Een erg interessante periode deed zich voor van 2005 tot en met 2014. We keerden tijdelijk terug naar de periode van voor het midden van de jaren ’80, met lagere diktewaarden ten zuiden van ons en hogere ten noorden. De laatste 10 jaar, van 2015 tot en met nu, is de verandering opnieuw groot. Terwijl de hoogtewaarden in het Middellandse Zeegebied flink omhoog kwamen, gingen ze in een strook van IJsland via Scandinavië naar het noordwesten van Rusland flink omlaag. Ertussen kwam een veel zonalere (westenwinden) drukverdeling uit de bus.

In de periode van 2005 tot en met 2014 gaan we weer even terug naar 'toen', met lagere hoogtewaarden ten zuiden van ons en de hogere hoogtewaarden in het noorden. De relatief koude winters zijn die van 2009 tot en met 2013 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
In de periode van 2005 tot en met 2014 gaan we weer even terug naar 'toen', met lagere hoogtewaarden ten zuiden van ons en de hogere hoogtewaarden in het noorden. De relatief koude winters zijn die van 2009 tot en met 2013 - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.

Als we de periode van 1949 tot en met 1984 als de oude normaal zien (want min of meer stabiel), dan is dat de tijd geweest waarin koude en zachte winters elkaar volgens het gebruikelijke ritme afwisselden. Vervolgens zien we een verandering. Er ontstaat boven het Europese continent een afwijking omhoog, waardoor zuidelijke winden in onze omgeving worden aangewakkerd. De opwarming begint. Koude winters komen nog wel voor, in 1985, 1986 en in mindere mate in 1991, maar er zit ook een reeks bijzonder warme winters tussen.

Het vlakt af

Tussen 1995 en 2004 vlakt de eerst ingezette verandering wat af. De koude winters zijn die van 1996, 1997 en 2003. Een korte periode begint waarin de gemiddelde temperaturen op aarde even wat minder hard stijgen en de klimaatopwarming tijdelijk afvlakt.

Misschien is het ook wel daarom dat we in de drukpatronen in de jaren tussen 2005 en 2014 boven Europa even een terugkeer naar ‘normaal’ zien, met lagere hoogten in het berglandschap in de gebieden ten zuiden van Nederland en oplopende hoogten in de regio’s ten noorden van onze omgeving. In de periode van 2009 tot en met 2013 beleven we vijf winters op rij met winterweer van enige betekenis. Al gaat de vergelijking met ‘vroeger’ nog steeds mank.

Het plaatje van de laatste 10 jaar. Hoge hoogten in het zuiden en lagere hoogten in het noorden betekenen dat westcirculaties gedurende onze wintermaanden min of meer vrij spel hebben gekregen. Het patroon van vroeger is feitelijk naar het noorden opgeschoven en dat past in het verhaal van het naar het noorden bewegen van de belangrijkste klimaatzones - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.
Het plaatje van de laatste 10 jaar. Hoge hoogten in het zuiden en lagere hoogten in het noorden betekenen dat westcirculaties gedurende onze wintermaanden min of meer vrij spel hebben gekregen. Het patroon van vroeger is feitelijk naar het noorden opgeschoven en dat past in het verhaal van het naar het noorden bewegen van de belangrijkste klimaatzones - Bron: NCEP/NCAR Reanalysis.

De opwarming zet weer door

Daarna zet de opwarming vanaf 2014 weer hard door en verandert het winterse luchtdruklandschap in onze omgeving sterk. Terwijl de hoogtewaarden in het zuiden oplopen, lopen ze in het noorden sterk terug, De voedingsbodem voor westelijke tot zuidwestelijke winden tijdens onze winters wordt hiermee enorm versterkt en dat hebben we gemerkt. Feitelijk liggen de zones van vroeger in het nieuwe patroon van de laatste 10 jaar allemaal een stuk noordelijker. Dit past goed in het verhaal van het door klimaatverandering naar het noorden opschuiven van de belangrijkste klimaatzones en verklaart bijvoorbeeld ook de steeds vaker optredende droogte in Zuid-Europa. Je ziet er ook het steeds kleiner worden van de winterse koudepoel rond de noordpool duidelijk in terug.

Het is dus niet alleen de opwarming van de aarde die onze winters een knal heeft gegeven, maar ook de bijbehorende verandering in het stromingspatroon. Een verandering die waarschijnlijk nodig was en is om de snelle opwarming van het klimaat van dit moment vorm te geven. Misschien is het wel wachten op een volgende fase van stabielere temperaturen, een volgende afremming in het tempo van de opwarming dus, om de atmosfeer weer wat tot rust te zien komen. En is dat het moment waarop tijdens de winter ook ‘andere’ dan de nu dominante en vooral zachte drukverdelingen weer eens een kans krijgen. Wie het weet, mag het zeggen.

Mis ook deze verhalen niet:

Volg ons ook op facebook en X!

Jouw foto op Weerverteller.nl?

Stuur je foto naar foto@weerverteller.nl, of via X met de vermelding van @weerverteller