Winter 1963: ijzige kou, sneeuwduinen en een legendarische Elfstedentocht

Foto boven: De kopgroep van de Elfstedentocht 1963 bij de Galamadammen bij Koudum - Eric Koch / Anefo

De winter van 1963 staat bekend als een van de strengste ooit. In januari, met een gemiddelde temperatuur van -5,2 graden in De Bilt, beleefden we een van de koudste maanden uit de meteorologische geschiedenis. Alleen januari 1940 was iets kouder, met -5,5 graden.

Advertentie

De weerverteller is deze week op wintersport. Daarom publiceren we twee series over twee van de bijzonderste winters van de vorige eeuw: de winters van 1979 en 1963. Dit is deel 2 van de serie over de winter van 1963.

Deze barre winterweken brachten ons niet alleen sneeuwstormen en extreme vorst, maar ook de legendarische Elfstedentocht van 1963, een gebeurtenis die haar eigen mythe overstijgt.

De kopgroep van de Elfstedentocht 1963 bij de Galamadammen bij Koudum - Eric Koch / Anefo
De kopgroep van de Elfstedentocht 1963 bij de Galamadammen bij Koudum - Eric Koch / Anefo

Een woelige start van het nieuwe jaar

De winter kwam niet geruisloos. Rond de jaarwisseling vocht arctische lucht, die sinds 21 december 1962 over Nederland heerste, met zachtere lucht uit het zuiden. Het midden en zuiden van het land kregen te maken met hevige sneeuwval, waarbij sneeuwduinen ontstonden door krachtige wind. Zelfs het IJsselmeer, inmiddels bedekt met een dikke laag ijs, bood geen weerstand tegen de driftige sneeuwstormen.

Begin januari volgde een korte dooiaanval. Op 4 en 5 januari bracht zachtere lucht vanuit het zuidwesten sneeuw en verraderlijke ijzel. Vooral in het midden van het land werden wegen spekglad, wat het dagelijkse leven ontregelde. Maar het bleef bij een korte pauze. Op 6 januari draaide de wind opnieuw naar het noordoosten, bracht de vrieskou terug, en daarmee ook heldere, ijzige winterdagen.

De kou verscherpt: een voorbereidend schouwspel

Met de terugkeer van de vorst werd het land een wintertafereel. Sneeuw bedekte de velden, terwijl de nachttemperaturen onder de -15 graden doken. Overdag bleef het matig vriezen met temperaturen tussen -6 en -9 graden. Het zonlicht dat eindelijk doorbrak, maakte het landschap betoverend, maar het vergde ook veel van mens en dier.

Een tijdelijke westenwind bracht op 13 en 14 januari iets minder koude lucht. Overdag tikte de thermometer waarden nét boven nul aan. Maar de winter gaf zich niet gewonnen. De wind draaide terug naar het noordoosten en de vorst hernam zijn ijzige grip.

De Elfstedentocht van 1963: mythische kou en heldenmoed

Op 15 januari kwam het verlossende woord: de Elfstedentocht ging door. De datum werd vastgesteld op vrijdag 18 januari. De organisatie had lang gewacht; harde wind en sneeuwduinen hadden het ijs uitdagend gemaakt. Maar het ijs was inmiddels sterk genoeg om de twaalfde editie van de tocht der tochten te dragen.

Die vrijdagmorgen stonden 568 wedstrijdrijders en 9294 toerrijders klaar aan de start. De omstandigheden waren vanaf het begin zwaar. Bij Joure werd een temperatuur van -18,2 graden gemeten, en de dag begon kalm maar bitter koud. Na verloop van tijd stak echter een gure noordoostenwind op, die stuifsneeuw veroorzaakte en het zicht ernstig beperkte.

Onderweg werden schaatsers geconfronteerd met sneeuwblindheid en bevriezingsverschijnselen. Sommigen schuilden in rietkragen, maar de vrieskou vond hen overal. Desondanks gebeurde het ondenkbare: alle deelnemers overleefden de tocht. Slechts 57 wedstrijdrijders wisten binnen de gestelde tijd te finishen, met Reinier Paping als glorieuze winnaar. Van de toerrijders bereikte slechts 0,74 procent de eindstreep – 69 van de bijna 9300 deelnemers. Het overgrote deel van de toerrijders werd door de organisatie eerder op de dag vanwege het barre weer van het ijs gehaald.

De chaos op het ijs: een finish vol spanning

De finish op de Groote Wielen, buiten Leeuwarden, was een uniek schouwspel. Voorheen vond de finish plaats op de Singel in de stad, maar het ijs was daar niet meer betrouwbaar. Hoewel de nieuwe locatie minder sfeervol werd gevonden, trok het publiek massaal naar de Groote Wielen. Jannie Span, een toen 27-jarige caissière, was een van hen. Samen met collega’s schaatste ze naar de finishplek.

De drukte op het ijs nam gevaarlijke proporties aan. Toen koningin Juliana en prinses Beatrix per helikopter arriveerden, werd de situatie kritiek. Het ijs, zwaar belast door de menigte, begon op veel plekken water door te laten. Veiligheidsmensen grepen in, en met moeite werd de situatie onder controle gebracht. Maar toen Paping als eerste over de streep gleed, brak de chaos opnieuw los. Jannie herinnert zich nog levendig hoe grimmig, maar ook historisch de sfeer was.

De dagen daarna: ijzige volharding

Een dag na de Elfstedentocht werd ook de Elfmerentocht verreden, onder omstandigheden die niet veel minder bar waren. De tocht werd ingekort tot 60 kilometer. Henk Fennema, pas 18 jaar oud, won. De winter hield nog wekenlang aan. Velden met drijfijs verschenen op de Noordzee en ijsdammen veroorzaakten problemen op de rivieren. Rotterdam kampte zelfs tijdelijk met een tekort aan drinkwater door zoutindringing.

Een maand vol geschiedenis

Januari 1963 eindigde zoals hij begon: ijskoud. De plotselinge opwarming van de stratosfeer boven de noordpool legde de basis voor nóg een maand strenge vorst. Maar de Elfstedentocht van dat jaar werd een symbool van doorzettingsvermogen, kou en Nederlandse trots. Het verhaal van 1963 is niet zomaar een bladzijde in een geschiedenisboek; het is een hoofdstuk dat nog steeds tot de verbeelding spreekt.