We lijken ook de komende winter op overwegend (zeer) zacht weer te moeten rekenen, met meer regen dan gebruikelijk en meer wind. Daarbij is er, zoals in zoveel zachte winters, kans op enkele stormen. Verantwoordelijk hiervoor zijn de wat atypische El Niño van dit moment en de positieve Indian Ocean Dipole. De kans op het uitkomen van dit scenario is 75 procent. De kans op een koudere dan normale winter bedraagt nu ongeveer 25 procent.
Het hoge woord is er meteen al uit. Opnieuw een zachte winter dus, de zoveelste in de rij. En dat ondanks de relatief koude start die we vanaf eind november hebben gezien. Een rij aan zachte winters die begon in 2014. Dat was de eerste winter ooit waarin het Hellmann koudegetal, te verkrijgen door voor alle dagen met een gemiddelde etmaaltemperatuur beneden het vriespunt die temperaturen met weglating van het minteken bij elkaar op te tellen, op nul bleef staan.
In de jaren daarna bleef het zacht. Alleen in 2015, 2017 en 2018 kwamen de wintertemperaturen nog op ongeveer normaal uit. Maar dat was alleen doordat die normaal later naar boven is bijgesteld, zoals dat in een opwarmend klimaat iedere 10 jaar gebeurt. De winters van 2022 (5,8 graden), 2020 en 2016 (6,4 graden) en 2014 (6,0 graden) waren in die serie het zachtst. De zachtste winter ooit is nog altijd die van 2007. Toen bedroeg de gemiddelde temperatuur 6,6 graden.
Al tien jaar nauwelijks winterweer
Winters weer hebben we in de voorbije tien winters niet veel gehad, maar bleef ook niet helemaal achterwege. De mooiste winterperiode speelde zich in februari 2021 af en begon op 7 februari met sneeuwstorm Darcy. Daarna bleef het een week lang vriezen, waarbij het diverse nachten tot strenge en lokaal ook zeer strenge vorst kwam. Viel de eerste dagen daarbij nog af en toe sneeuw, later in de periode scheen de zon en konden we op steeds meer plaatsen schaatsen.
Koud winterweer hadden we ook eind februari 2018, toen vanuit Siberië een golf met zeer koude lucht over Europa naar het westen stroomde, en in januari 2017, toen in een strook van het Rivierengebied naar Overijssel gedurende een dag of 10 sneeuw lag. Ook toen vroor het vaak gedurende de nachtelijke uren en kon uiteindelijk hier en daar geschaatst worden. In december 2017 viel op veel plaatsen tussen 8 en 12 december flink wat sneeuw, toen diverse (sneeuw)storingen over het land naar het oosten trokken. Op de Veluwe groeide het sneeuwdek uiteindelijk zelfs tot tussen 20 en plaatselijk 40 centimeter aan, wat tot indrukwekkende beelden leidde.
De duur van de huidige periode zonder winters van enige betekenis – zeker als je die met veel koudere winters uit het verleden vergelijkt – is hoe dan ook ongeëvenaard. De laatste keer dat in De Bilt een winter met een Hellmanngetal boven 100 punten eindigde was in 1997, toen op 4 januari voor het laatst een Elfstedentocht werd verreden. Toen liep de teller op tot 131,6 punten. Daarna kwam de winter van 2010 er met 94,6 punten nog één keer dichtbij, maar zijn we verder nooit meer in de buurt gekomen. Van de voorbije tien winters scoorden die van 2017 en 2021 beide 36 punten. Het waren daarmee de winters met de grootste kouproductie uit die periode. Ter vergelijking: de winter met de grootste kouproductie in De Bilt sinds 1901 is die van 1947. Toen liep het koudegetal tot 348,3 op, meer dan 300 punten hoger dus dan in de winters van de laatste tien jaar.
Veel discussie over redenen waarom
Over de redenen achter het vrijwel verdwijnen van winterweer uit Nederland gedurende de laatste tien jaar wordt veel gediscussieerd. Hebben we hier met een ongelukkig toeval te maken, of is er meer aan de hand? Is de klimaatverandering bij ons al zover voortgeschreden dat we de winter daarvan in het Nederlandse weer als eerste slachtoffer mogen beschouwen?
Feit is dat perioden met langer aanhoudende oost- of noordooststromingen de afgelopen tien jaar vaak hebben ontbroken. En als die noordoostenwind er wel eens was, was het in Scandinavië geregeld niet koud genoeg om het kwik ook bij ons omlaag te brengen. Het ontbrak in de brongebieden dan simpelweg aan winterkou. Veel vaker waaide de wind uit richtingen tussen zuid en west en in sommige winters vrijwel alleen maar. Met een wind vanaf zee wordt het bij ons niet koud, zeker niet als het water van onze zeeën ook nog eens steeds warmer wordt. Vooral sinds 2019 lijkt die trend in versterkte mate te hebben doorgezet. Het afgelopen zomerhalfjaar, en eigenlijk nog steeds, waren de wereldzeeën en ook onze Atlantische Oceaan zelfs warmer dan ooit. Waait de wind de komende tijd vanaf die zeeën, dan is extra zachte lucht ons deel.
Ook over die oververtegenwoordiging van zuidwestelijke winden in ons winterklimaat van de laatste 10 jaar is nagedacht. Daar waar geblokkeerde drukverdelingen in alle andere seizoenen dan de winter tegenwoordig vaker dan vroeger lijken voor te komen, grossierden de winters de laatste jaren juist in (langdurige) westcirculaties. Gesteund door een energieke straalstroom blijkt de depressiebaan op de Oceaan juist in de wintermaanden sterk en laat nauwelijks ruimte voor andere stromingspatronen. Wisselvallig, nat en windrijk weer is dan ook meestal ons deel, juist als veel mensen op sneeuw en ijs hopen. Tijdens de wintermaanden heeft de straalstroom de laatste jaren ogenschijnlijk alleen maar aan kracht gewonnen. Het past in de klimaatscenario’s van het KNMI die juist de winters in Nederland alleen maar nog natter en dientengevolge ook steeds zachter laten worden.
Voor een goede winteruitbraak moeten we het tegenwoordig niet meer van een Scandinavisch hogedrukgebied hebben (dé grote afwezige in de laatste tien winters), maar van het drukpatroon dat door een voorafgaande SSW in gang wordt gezet: een plotselinge opwarming van de stratosfeer boven het noordpoolgebied, uitmondend ín de vorming van hogedrukgebieden boven het hoge noorden. Kou vanuit het Arctische gebied kan in dat geval naar het zuiden afstromen en – als het allemaal goed verloopt – ook onze omgeving bereiken. Dat gebeurde in 2018 en in 2021.
Voortekenen voor komende winter niet goed
Voor de komende winter zijn de voortekenen op zijn minst niet goed. Het zijn vooral El Niño en de positieve IOD (Indian Ocean Dipole) die de aandacht trekken. Van de El Niño, het warme broertje van de La Niña die we de voorbije drie winters hadden, weten we dat hij in elk geval tot in de komende lente aanhoudt. Het zwaartepunt van deze warme zeestroom langs de evenaar op de Grote Oceaan, grofweg tussen Peru aan de oost- en Indonesië aan de westkant, ligt daarbij tegen het Zuid-Amerikaanse continent aan, maar heel ver westelijk is er een tweede zwaartepunt, wat erg ongebruikelijk is. De atypische vorm van de huidige El Niño en de geringe uitwerking ervan op de atmosfeer erboven leveren voor de komende winter wat hoofdbrekens op.
Het beeld wordt, vanuit het perspectief van al die mensen die op een echte winter hopen, een stuk ongunstiger als je hierbij de Indian Ocean Dipole betrekt, ook wel de El Niño van de Indische Oceaan genoemd. Een positieve dipool heb je als het zeewater bij de Hoorn van Afrika warmer dan normaal is en bij Indonesië koeler dan normaal. Feitelijk is het de gespiegelde versie van de huidige El Niño, een zee verderop. Nu El Niño en de IOD (in zijn positieve fase) elkaars gespiegelden zijn, versterken ze elkaar zodanig dat je een zeer dominant koppel krijgt. De atypische El Niño van dit moment lijkt de IOD daarbij nog wat meer ruimte dan anders te geven.
Als je naar het verleden gaat, kom je als jaren met een min of meer vergelijkbare winteraanloop 2006, 2015, 2019 en 1997 tegen. De winters hierna leverden gemiddelde temperaturen van 6,6 graden (2007), 6,4 graden (2016 en 2020) en 5,3 graden (1998) op. Die laatste winter kwam nog tot 19 Hellmannpunten, de andere drie winters bleven onder de 10 punten. Ook de jaren 1951, 1960, 2003, 2014, 2018 en 2021 horen bij de vergelijkingsgroep. Van de winters die daarop volgden, leverden die van 1961 met 26,5 nog de meeste Hellmannpunten op, gevolgd door die van 1952 met 20,5 Hellmannpunten. De andere winters bleven allemaal beneden 20 punten.
Het ziet er al met al somber uit. Na een winteraanloop met een positieve IOD hebben we sinds 1960 maar twee keer een koude winter kunnen aantekenen; in 1962 (89,4 punten) en in 1964 (111,6 punten). Daarna bleef het in alle winters met een positieve IOD als aanloop zacht. De laatste keer was dat het geval in de winter van 2020 die een Hellmanngetal van 0,1 punten haalde.
Nog een klein beetje hoop
Is er dan helemaal geen hoop? Nou, een klein beetje dan. Een vroege SSW zou nog iets kunnen betekenen. Zo’n vroege SSW is niet ondenkbaar, vooral omdat de QBO (een straalstroom in de stratosfeer boven de evenaar) in zijn oostelijke fase zit. Dit kan de poolwervel verzwakken. Veel seizoenmodellen laten voor de komende winter toch kansen op een SSW zien. Zou zo’n SSW vroeg genoeg komen (eind december, begin januari), dan kan het winterbeeld nog verschuiven. Ook een sneller aflopende El Niño en / of IOD kunnen wellicht nog iets betekenen, maar dat later in de winter. Het zijn de sprankjes hoop die ons de komende tijd nog een beetje gaande houden.