De La Niña, de koude zeestroom op de Grote Oceaan tussen Zuid-Amerika aan de ene en Australië en Indonesië aan de andere kant, die deze zomer zou moeten komen opzetten, is in de voorbije junimaand flink aan het treuzelen geslagen. Ze komt er uiteindelijk wel, maar meerdere weken later dan zich in eerste instantie liet aanzien.
Het afgelopen voorjaar, in april eigenlijk al, leek het vlot gaan. De El Niño, het warme broertje van La Niña, was na nog geen jaar alweer ten einde gegaan en de naderende La Niña leek er vrijwel naadloos op te volgen. Toen kwam de klad erin, eigenlijk vanaf begin mei al. De afkoeling, die aan de oostkant van de Grote Oceaan had ingezet, zette niet verder door. Sterker nog: in de junimaand volgde in het al afgekoelde gebied weer een kleine opwarming. Verder naar het westen bleven de zeewatertemperaturen ondertussen gewoon hoger dan normaal, als een restant van de eerdere El Niño, die daar dus nog niet helemaal voorbij was. Per saldo is de situatie op dit moment neutraal. De laatste week lijkt La Niña toch weer dichterbij te komen.
Passaatwinden
Om La Niña te kunnen begrijpen, moeten we naar het deel van de Grote Oceaan, langs de evenaar en tussen Zuid-Amerika aan de ene en Australië en Indonesië aan de andere kant kijken. In die regio waaien op zee meestentijds oostelijke passaatwinden die het zeewater aan het oppervlak in een gestaag tempo naar het westen stuwen. Het is zeewater dat, naarmate het verder westelijk komt, door de voortdurende instraling van de zon een hogere temperatuur krijgt. Het water begint bij Zuid-Amerika (voordat het naar het westen op transport wordt gezet) nog wel relatief koud, doordat het daar vanuit de diepzee naar boven toe opwelt.
Dat is de gewone situatie, die voor het gemak neutraal wordt genoemd. Er zijn ook twee andere versies. Een El Niño ontstaat als in de buurt van Indonesië, door een paar westerstormen daar, grote hoeveelheden warm water op enige diepte in de Oceaan op transport naar het oosten worden gezet, richting Zuid-Amerika. Dat gebeurt dus onder water op een diepte van enkele honderden meters. Na verloop van tijd, als dat warme water aan de andere kant bij Zuid-Amerika aankomt, welt het op. Het oppervlaktewater wordt daar dan ineens veel warmer dan normaal. Dat warmere water stroomt ook naar het westen en een El Niño, een warme zeestroom ontstaat. Die houdt aan totdat er geen nieuw warm water meer opwelt.
Koude zeestroom
Een El Niño hadden we nog in de winter. Vanaf april/mei komt bij Zuid-Amerika echter geen warm water meer naar boven, maar relatief koud water. Na een El Niño zijn de passaatwinden een tijdje duidelijk sterker dan normaal geweest, maar in de afgelopen junimaand plotseling weer afgenomen. In eerste instantie welde het water aan de Zuid-Amerikaanse kust daardoor harder op en kon het koudere water, afkomstig van diepere delen van de zee, omhoog komen. Ook dat koude water stroomde weer naar het westen. Zo leek de koude zeestroom die La Niña wordt genoemd dus al snel te ontstaan. Maar door de afremming in juni kwam dat proces tot stilstand en kon het afgekoelde deel van de zee zelfs weer een beetje opwarmen.
Inmiddels lijkt zich een volgende versnelling in het transformatieproces van El Niño naar La Niña voor te doen. De oostelijke winden boven de Grote Oceaan zijn aangetrokken en aan de Zuid-Amerikaanse kust lijkt een nieuwe hoeveelheid koud zeewater op te wellen. Als deze wel rap naar het westen stroomt, begint La Niña alsnog. De deskundigen gaan er nu vanuit dat dit in de periode juli tot en met september zal gebeuren, met een kans van 65 procent. De kans dat la Niña vervolgens de winter overleeft, wordt zelfs op 85 procent ingeschat.
Gevolgen tegengesteld aan El Niño
Die grootschalige veranderingen in de verdeling van de zeewatertemperaturen op de Grote Oceaan heeft ingrijpende gevolgen voor het wereldwijde weer. Het is misschien wel de krachtigste drijver achter de wereldwijde weersontwikkeling die we kennen.
De gevolgen van de zich ontwikkelende La Niña zijn tegengesteld aan die van El Niño. Was het de in de voorbije winter bijvoorbeeld nog erg nat in het zuidwesten van de VS en in het zuiden van Brazilië, in die gebieden keert de droogte weer terug. In het noordoosten van Zuid-Amerika (onder meer in Suriname) wordt het juist natter. Datzelfde geldt voor het Caribisch Zeegebied, waar inmiddels met Beryl het orkaanseizoen op gang is gekomen. Later deze zomer wordt een verder toenemende activiteit van orkanen in de Atlantische sector verwacht.
Gaat een El Niño in Australië met hitte en droogte gepaard, tijdens een La Niña regent het veel vaker, komt het tot overstromingen en zijn de temperaturen door het uitblijven van droogte wat gematigder. Ook in Indonesië valt tijdens een La Niña veel meer regen. Verderop heeft La Niña invloed op het gedrag van de moesson in India en brengt extra regen in Oost-Afrika. In het noordoosten van Afrika en ook in het Midden-Oosten keren hitte en droogte terug.
Europa ligt het verste weg
Europa is het continent dat het verst bij het La Niña gebied vandaan ligt. Bij ons is de invloed ervan het kleinst en het minst duidelijk vast te stellen. Toch weten we dat het recordnatte voorjaar van dit jaar een nawee van de aflopende El Niño was. Verder zijn veel meteorologen in het zuiden van Europa ervan overtuigd dat er een verband is tussen La Niña en het in de zomer optreden van droogte en hitte in de Zuid-Europese landen. Dat allemaal doordat zich daar dan voor langere tijd hogedrukgebieden vestigen die met warme lucht gevuld zijn.
In Nederland is de variatie in het weer van jaar tot jaar, of er nu een El Niño was of een La Niña, de laatste jaren hoe dan ook niet erg groot geweest. De regenhoeveelheden varieerden wel, maar warm was het eigenlijk steeds. En dat gold eigenlijk voor alle jaargetijden. Wat dat betreft, beleven we hier, met de koele zomerstart van nu, eigenlijk een heel opvallende episode.
Verder lezen:
Volg ons ook op facebook en X!
Jouw foto op Weerverteller.nl?
Stuur je foto naar foto@weerverteller.nl, of via X met de vermelding van @weerverteller